Gelukkig gaat het economisch weer wat beter met Europa en vooral met Nederland. Dat zijn goede berichten en die zijn meer dan welkom voor veel winkeliers die het de afgelopen jaren moeilijk hebben gehad. Niet alleen hadden zij last van de crisis, maar ook van het veranderend koopgedrag van de consument, o.a. door aankopen via internet. Grote namen als V&D, Blokker, Miss Etam vielen om of kwamen in de problemen. De gevolgen voor de zelfstandige winkeliers waren ook niet mis. De vele leegstaande panden in steden en dorpen zijn het trieste gevolg daarvan.
Maar we kunnen er samen iets aan doen. Om te beginnen met erkennen dat Nederland het meeste aantal m2 winkels per inwoner in Europa telt. Dat is dus teveel. Gemeenten zouden zich moeten realiseren dat de winkels geconcentreerd moeten worden. Dat betekent ook meewerken aan herbestemming van winkels naar woningen in de aanloopstraten. Of ruimer omgaan met horeca- vergunningen, zonder dat er een wildgroei ontstaat. Feit is dat de consument van nu een ruim aanbod van horeca in de winkelgebieden wenst en geeft daaraan ook veel meer geld uit dan een paar jaar geleden. Uitgebreide en diverse horeca is, naast een gevarieerd winkelaanbod, een voorwaarde voor een goed functionerend winkelgebied.
Winkeliers moeten meewerken aan ruimere openingstijden, blijven nadenken over hun serviceniveau en manieren verzinnen om de klant aan hun winkel en Wassenaar te binden. Een loyalty-kaart zoals die nu wordt uitgedacht, waarbij consumenten kunnen sparen voor extra voordeel in onze eigen gemeente, is een goed begin. Ik ben er ook van overtuigd dat het Ondernemersfonds een grote positieve bijdrage levert aan de zo veel genoemde en geroemde “beleving” van het winkelgebied. Samen zorgen we er toch maar voor dat bijvoorbeeld feestverlichting en plantenbakken in zomer en winter het straatbeeld bepalen. En dat er activiteiten plaatsvinden die extra winkelend publiek trekken.
Pandeigenaren moeten zich realiseren dat een goed functionerend winkelcentrum ook inspanning van hen vraagt. Meedenken, maar ook meebetalen aan upgrading is belangrijk en zorgt voor cohesie tussen de betrokken partijen. Dat betekent dat zij betrokken moeten worden bij het opstellen van bestemmingsplannen, economische visies, verkeersplannen enzovoort. Het is een mooie ontwikkeling dat er onlangs overleg heeft plaatsgevonden tussen gemeente, pandeigenaren en het centrummanagement. Ik ben ervan overtuigd dat we de klus samen moeten klaren.
Tot slot: Leidsenhage. Het blijkt dat, als Leidsenhage inderdaad wordt ontwikkeld zoals in de plannen wordt gepresenteerd, het een fors omzetverlies voor de Wassenaarse winkeliers kan gaan betekenen, vooral in de non food sector. Aan de andere kant snapt iedereen dat er iets moet gebeuren met dit project, er staat 30.000 m2 kantoorruimte leeg en het is gedateerd, grauw en onaantrekkelijk. De vraag is of 20.000 m2 winkelruimte toevoegen in een regio waar de overbewinkeling al hoger ligt dan het Nederlandse gemiddelde, de oplossing is. Regeren is vooruitzien. Dat betekent dat je van verantwoordelijke bestuurders mag verwachten dat ze niet voor het succes op korte termijn gaan en met een pennenstreek 20.000 m2 winkelruimte kunnen toevoegen. Het argument dat Leidsenhage na de renovatie en uitbreiding een bovenregionale functie krijgt, waardoor de consequenties voor de omliggende gemeenten wel mee zal vallen, is naïef. Met een aantoonbaar overschot aan winkels moeten gemeenten ook afzien van grote outletcentra in bijvoorbeeld Zoetermeer, tenzij we het met z’n allen niet erg vinden dat de dorpskernen in de omliggende gemeenten verpauperen. Samen moeten we nadenken over slimme oplossingen, die vooral vanuit het perspectief van de consument worden bedacht. Het centrummanagement is helemaal niet tegen renovatie en revitalisering van Leidsenhage, maar niet op deze manier. Intussen gaat Wassenaar gewoon uit van de eigen kracht: kleinschalig, gezellig, stijlvol en vooral “sámen”.